Homoseksuele identiteitsontwikkeling: verloop, beleving en omgevingsfactoren
Auteur(s): G. van Zessen, E. de Vroome, F. van Griensven, R. Tielman, L. van Naerssen
Sinds 1984 wordt te Amsterdam, in samenwerking met GG & GD en AMC door de Interfacultaire Werkgroep Homostudies Utrecht sociaal wetenschappelijk AIDS-onderzoek verricht (van Griensven, et al., 1986). In het kader van deze studies is aan 282 mannen met homoseksuele contacten in gestructureerde interviews gevraagd naar hun homoseksuele identiteitsontwikkeling, de wijze waarop ze deze ervaren hebben, en de omstandigheden die deze ontwikkeling hebben beinvloed. Het in de literatuur gevonden fasemodel (sensitisatie, significatie, coming-out) wordt bevestigd. Niet zozeer de leeftijd waarop deze fase-overgangen plaatsvinden maar de subjectieve ervaring van deze overgangen lijkt van belang te zijn op het gemakkelijk doorlopen van de identiteitsontwikkeling. Daarnaast blijkt dat de rol van de vader in de ontwikkeling naar het goed kunnen omgaan met homoseksualiteit, door de respondenten als belangrijker wordt gepercipieerd dan de rol van de moeder. In het algemeen faciliteert een warm en permissief klimaat een positieve ontwikkeling van de identiteit.