Seksuele response problemen van vrouwelijke patiënten; hoe kan de huisarts helpen?
Auteur(s): C.A. Schreuders-Bais
Seksuele responsproblemen vormen geen zeldzaamheid. De prevalentie van seksuele dysfuncties in de vrouwelijke populatie is vermoedelijk tussen 35 en 60 procent, waarbij gebrek aan zin in seks en opwindingsstoornissen het hoogst scoren (Hawton, 1990). Totaal onvermogen om orgasme te bereiken komt voor bij 10 tot 15 procent van de vrouwen. Het gemiddeld aantal vrouwelijke patiënten met seksuele klachten en vragen dat per week door de huisarts wordt gezien bedraagt 2.2 (Frenken et al., 1988). Dit aantal is geringer dan op grond van de prevalentie van seksuele dysfuncties verwacht mag worden. Recent onderzoek (Wigersma, 1990) liet zien dat patiënten inderdaad meer seksuele problemen ervaren dan zij in contact met de huisarts naar voren brengen. Met dit artikel wordt beoogd deze discrepantie te verkleinen door de huisarts enkele handvatten te reiken om seksuele responsproblemen bij vrouwelijke patiënten te onderkennen en de vraag te verhelderen (met nadruk op het belang van ingaan op de belevingsaspecten). Op basis van de grafische voorstelling van de seksuele respons cyclus (Masters en Johnson, 1966) worden in drie paragrafen respectievelijk libido-, opwindings- en orgasmestoomissen belicht. Daarbij wordt vooral gelet op voor de huisarts relevante aspecten van anamnese, diagnostiek en behandeling. Aan de mogelijkheden en moeilijkheden van het verwijzen van patiënten met seksproblemen wordt tot slot een aparte paragraaf gewijd.