Auteur(s): Luk Gijs

Seksueel agressief gedrag is regelmatig gepleegd gedrag. Zo vonden Koss en collega's dat 53,7% van hun grote steekproef studentes (N = 3187) meldde dat ze slachtoffer geweest waren van seksuele agressie. Hoe komt deze agressie tot stand? In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de invloedrijkste algemene theorieën van de laatste 25 jaren over de ontwikkeling van seksueel agressief gedrag. Aan bod komen de biopsychosociale theorie van Marshall, Malamuths 'confluence model' en de feministische theorieën van Abbey, Russell en Schwartz en Dekeseredy. Al deze theorieën vatten seksuele agressie op als een probleem van gedragsregulatie. Bovendien is er consensus dat seksueel agressief gedrag complex gedrag is dat biopsychosociaal en multifactorieel bepaald is. Na de beschrijving van de verschillende theorieën worden een aantal evaluatieve kanttekeningen gemaakt. Ze betreffen (meta-)theoretische ontwikkelingen, methodische tekortkomingen en het gebrek aan klinische relevantie van de besproken theorieën. De conclusie is dat het aloude ideaal dat een goede theorie een empirisch gevalideerde theorie is, die inzicht biedt in de ontwikkeling van seksueel agressief gedrag en leidt tot erop gebaseerde effectieve diagnostische procedures en interventies, verre van gerealiseerd is.