Hogere eenzaamheid onder homoseksuele ouderen in Nederland: Kwestie van een zwakkere sociale inbedding?
Auteur(s): Tineke Fokkema en Lisette Kuyper
Uit eerder onderzoek blijkt dat homoseksuele ouderen vaak kampen met eenzaamheidsproblemen. In deze studie zijn gegevens van homoseksuele en heteroseksuele ouderen (uit respectievelijk het project “Vrolijke Herfst” en “Leefvormen en Sociale Netwerken van ouderen”) met elkaar vergeleken. Er is onderzocht of homoseksuele ouderen eenzamer zijn dan heteroseksuele ouderen en of een verschil in sociale inbedding dit eventuele verschil zou kunnen verklaren. Homoseksuele ouderen blijken inderdaad significant eenzamer te zijn dan heteroseksuele ouderen. Dit verschil kan slechts deels worden verklaard door een verschil in sociale inbedding: homoseksuele ouderen zijn vaker kinderloos, hebben vaker een echtscheiding meegemaakt en zijn daarna iets vaker partnerloos gebleven, onderhouden minder vaak intensief contact met overige familieleden, en gaan minder frequent naar de kerk dan hun heteroseksuele leeftijdsgenoten. Ook andere, niet-sociale factoren (gezondheid, woonsituatie, zelfbeeld en economische positie) kunnen het verschil niet verklaren. Of de verklaring voor de hogere eenzaamheid onder homoseksuele ouderen buiten de zwakkere sociale inbedding moet worden gezocht, valt nog te betwijfelen. In deze studie kon alleen aandacht worden besteed aan het aantal sociale relaties in de privésfeer, niet aan de kwaliteit ervan en de sociale omgang in bredere zin. Het is wenselijk dat vervolgonderzoek zich hierop richt.