Auteur(s): Elburg van Boetzelaer, Jan Hendriks, Catrien Bijleveld

Achtergrond: Om de effectiviteit van interventies bij jeugdige zedendelinquenten te vergroten is het van belang dat er kennis wordt verzameld over de kenmerken van verschillende subtypen jeugdige zedendelinquenten. Door middel van deze kennis kunnen interventies toegespitst worden op specifieke daderpopulaties.
Doel: Het onderzoeken van overeenkomsten en verschillen tussen zwakbegaafde en normaalbegaafde mannelijke adolescente zedendelinquenten.
Methode: Dit onderzoek bestaat uit een literatuurverkenning en een kwantitatief onderzoek. Het kwantitatieve onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek van de forensische polikliniek De Waag. De totale onderzoeksgroep bestaat uit 198 mannelijk adolescente zedendelinquenten, die wordt opgedeeld in een groep zwakbegaafde (n=85) en een groep normaalbegaafde (n=113) adolescente zedendelinquenten.
Resultaten: Conform de gestelde hypothesen blijkt uit dit onderzoek dat zwakbegaafde adolescente zedendelinquenten impulsiever zijn en dat hun gewetensontwikkeling gebrekkiger beoordeeld wordt dan die van normaalbegaafde adolescente zedendelinquenten.
Conclusie: Zwakbegaafde en normaalbegaafde adolescente zedendelinquenten verschillen op een aantal voor etiologie en behandeling relevante kenmerken.