Seksuele interesse/opwindingsstoornis bij de vrouw in de DSM-5: van ‘libido’ naar incentive motivation en seksueel plezier
Auteur(s): Ellen Laan
Beschouwing.
In de DSM-5 worden seksuele stoornissen gedefinieerd als een heterogene groep stoornissen die gekarakteriseerd wordt door een klinisch significante verstoring in het vermogen om seksueel te responderen of seksueel plezier te ervaren. Met deze definitie is het lineaire model van de seksuele responscyclus verlaten, zijn seksuele gevoelens weer terug in het diagnostisch spectrum, en is seksueel plezier expliciet onderdeel van de definitie geworden, ten koste van fysiologie en ‘functie’. De oude DSM-IV diagnoses stoornis in het seksueel verlangen en stoornis in de seksuele opwinding zijn in de DSM-5 samengevoegd tot een seksuele interesse/opwindingsstoornis. Deze samenvoeging lijkt een goede stap in de richting van het incentive-motivation-model, maar in de zes criteria waarmee de nieuwe stoornis wordt gekarakteriseerd is de onderverdeling in ‘verlangen’ en ‘opwinding’ nog steeds terug te vinden. Een heldere theoretische onderbouwing met duidelijke conceptuele keuzes ontbreekt. De situatieve ‘stoornis’ is nog steeds toegestaan, ook al is dat strijdig met de in dit classificatiesysteem volgehouden stelling dat psychische stoornissen nadrukkelijk moeten worden opvat als optredend binnen het individu. Daarmee wordt nog steeds onvoldoende recht gedaan aan het gegeven dat de meeste seksuele stoornissen zich openbaren in, geassocieerd zijn met, of veroorzaakt worden door de relationele context.