Auteur(s): Jenneke van Ditzhuijzen, Margreet ten Have, Ron de Graaf, Carolus H.C.J. van Nijnatten, Wilma A.M. Vollebergh

Onderzoek naar mogelijke psychische gevolgen van abortus wordt gekenmerkt door methodologische problemen. Om inzicht te bieden in de psychische gezondheid van vrouwen die een abortus meemaken, zowel vóór als na de zwangerschapsafbreking, is een prospectieve longitudinale cohortstudie uitgevoerd, de ‘Dutch Abortion and Mental Health Study’ (DAMHS). Deze was op vergelijkbare wijze opgezet als het grootschalige bevolkingsonderzoek naar psychische gezondheid, de ‘Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2’ (NEMESIS-2). DAMHS-vrouwen bleken significant vaker dan NEMESIS-2-vrouwen in het verleden al psychische aandoeningen gehad te hebben. Het risico op het ontstaan van psychische aandoeningen (incidentie) na de abortus bleek echter niet verhoogd. Vrouwen met een psychiatrische voorgeschiedenis maakten een zwaarder proces rond de abortus door dan vrouwen zonder deze geschiedenis, en binnen deze groep was het risico op hernieuwd optreden van psychische aandoeningen op korte termijn (2,5 tot 3 jaar) mogelijk iets verhoogd (marginaal significant), maar op lange termijn (5 tot 6 jaar) niet meer. Eerdere psychische aandoeningen vormden een consistente risicofactor voor psychische aandoeningen na een abortus, evenals andere negatieve levensgebeurtenissen en het hebben van een onstabiele relatie met de verwekker. Dit onderzoek levert geen ondersteuning voor het idee dat een abortus nieuwe psychische aandoeningen zou ‘veroorzaken’. Wanneer psychische problemen ontstaan, is dit veelal gerelateerd aan kwetsbaarheidsfactoren zoals een psychiatrische voorgeschiedenis. Het is belangrijk dat in onderzoek rekening wordt gehouden met deze psychiatrische voorgeschiedenis, omdat dit eventuele associaties tussen de abortus en post-abortus psychische problematiek kan verklaren. In de abortuskliniek zou men extra attent kunnen zijn op reeds bestaande psychische problematiek.