Auteur(s): Ellen Laan

In dit artikel worden vijf problemen gekenschetst met het veelgebruikte classificatiesysteem voor seksuele disfuncties, de DSM-IV (en recente tekstrevisie: DSM-IV- TR). Allereerst is het moeilijk, zo niet onmogelijk, om uit te sluiten dat seksuele problemen het gevolg zijn van een gebrek aan adequate seksuele stimulatie. Daarnaast dwingt het ontbreken van duidelijke diagnostische criteria de clinicus in veel geval len tot een subjectief oordeel. Bovendien zijn de vier primaire seksuele disfuncties die de DSM-IV onder scheidt niet onafhankelijk. Ook kan verminderde genitale responsiviteit, het criterium voor een opwindingsstoornis, niet worden vastgesteld op basis van een diagnostisch interview. Daarvoor is psychofysiologisch onderzoek nodig en dat staat maar weinig clinici ter beschikking. Daarmee lijkt dit criterium in de DSM-IV onwerkbaar, omdat het onterecht veronderstelt dat vrouwen in staat zijn accuraat waar te nemen dat er sprake is van een afwezige of verminderde genitale respons. Tenslotte lijkt verminderde genitale responsiviteit alleen relevant voor vrouwen met een somatische aandoening, maar bij organische etiologie dient de primaire diagnose opwindingsstoornis niet te worden gesteld. Dit alles roept de vraag op of er wel vrouwen zijn op wie deze stoornis zoals bedoeld door de DSM-IV van toepassing zou zijn. Een poging tot een nieuwe classificatie van seksuele disfuncties wordt kort besproken. Tot slot wordt ingegaan op de vraag wanneer een seksueel probleem een seksuele disfunctie genoemd zou moeten worden.