Auteur(s): Jan Hendriks
Een enkele keer per jaar wordt bij forensische instellingen een meisje aangemeld dat als dader bij een zedendelict betrokken is geweest. Vrouwelijke zedendelinquenten en in het bijzonder meisjes die zedendelicten plegen vormen een groep die in veel criminologisch onderzoek wordt overgeslagen. Een eerste oorzaak daarvan is het feit dat vrouwen en meisjes die zedendelicten plegen kwantitatief een (erg) kleine groep vormen. Ten tweede wordt vaak gemeld dat de problematiek bij en achtergrond van deze meisjes waarschijnlijk heel anders zijn dan van jongens die zedendelicten plegen. Van alle typen jeugdige) zedendelinquenten is naar de vrouwelijke daders tot nu toe de minste aandacht uitgegaan. Met de diagnostiek en behandeling van deze meisjes is in ons land ook nog nauwelijks ervaring opgebouwd. Meisjes die zedendelicten plegen, vormen daardoor een vrijwel onbekende groep. Een en ander vormt de aanleiding om deze groep meisjes nader te onderzoeken. Hierna wordt eerst kort samengevat wat vanuit de literatuur over volwassen vrouwelijke zedendelinquenten bekend is. Vervolgens wordt de internationale literatuur besproken over meisjes die dit soort delicten plegen. Daarna beschrijft de auteur kort de (achtergrond)kenmerken van een groep meisjes die in verband met een zedendelict in contact kwam met justitie, civiel dan wel strafrechtelijk. Deze bevindingen worden vergeleken met wat vanuit de literatuur bekend is over deze categorie delinquenten, over volwassen vrouwelijke zedendelinquenten, over jongens die zedendelicten plegen en over criminele meisjes in het algemeen.