Auteur(s): Luk Gijs, Daan van Beek, Jules Mulder en Paula Vennix
Samenvatting
Op 18 mei 2022 overleed Jos Frenken, sociaal sek- suologisch onderzoeker/sociaal seksuoloog. In dit In Memoriam brengen we hulde aan Jos Frenken als een coryfee van de Nederlandse (forensische) seksuologie. Jos begon zijn studie (sociale) psychologie in 1960 aan de toenmalige Rijsuniversiteit Utrecht (te- genwoordig de Universiteit Utrecht). Tijdens zijn studie werkte hij als onderzoeksassistent onder leiding van Mauk Mulder (bijv. 1977) mee aan enkele experimen- ten over machtsrelaties in kleine groepen. Onmiddellijk na zijn afstuderen in 1967 begon Jos te werken bij het Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onder- zoek (NISSO) in Zeist (zie Witte,1978; later opgegaan in wat nu het Rutgers is). Hij bleef er zijn gehele loopbaan werken. Daarnaast was Jos tussen 1980 en 2002 bijzon- der hoogleraar seksuologie aan de Universiteit Leiden. Voor een gedetailleerd overzicht van Jos’ loopbaan ver- wijzen we naar http://josfrenken.com
Op 18 mei 2022 overleed Jos Frenken, sociaal seksuologisch onderzoeker/sociaal seksuoloog. In dit In Memoriam brengen we hulde aan Jos Frenken als een coryfee van de Nederlandse (forensische) seksuologie. Jos begon zijn studie (sociale) psychologie in 1960 aan de toenmalige Rijsuniversiteit Utrecht (tegenwoordig de Universiteit Utrecht). Tijdens zijn studie werkte hij als onderzoeksassistent onder leiding van Mauk Mulder (bijv. 1977) mee aan enkele experimenten over machtsrelaties in kleine groepen. Onmiddellijk na zijn afstuderen in 1967 begon Jos te werken bij het Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onderzoek (NISSO) in Zeist (zie Witte,1978; later opgegaan in wat nu het Rutgers is). Hij bleef er zijn gehele loopbaan werken. Daarnaast was Jos tussen 1980 en 2002 bijzonder hoogleraar seksuologie aan de Universiteit Leiden. Voor een gedetailleerd overzicht van Jos’ loopbaan verwijzen we naar http://josfrenken.com
In deze bijdrage hebben we persoonlijke indrukken over Jos verwerkt en belichten we kort zijn seksuologisch werk aan de hand van drie thema’s: (1) Wetenschappelijk journalistiek, (2) Integratieve seksuologie en (3) Specialistische thema’s.
Wetenschappelijke journalistiek
Vanaf februari 1974 tot en met 2009 kwam Jos vele tientallen malen op radio, televisie en in de krant. Zijn richtsnoer verwoordde hij treffend in zijn afscheidsrede in Mare, het Leids Universitair Weekblad in april 2003: 'Ik ben altijd een bestrijder geweest van het onderdrukken van lustgevoelens, maar als seks een commodity wordt, komt de fusie tussen seksualiteit en affectie in het geding'.
Zeer zeker was Jos een bruggenbouwer tussen de 'academische wereld' en 'het grote publiek'. Een bewonderenswaardige en allesbehalve vanzelfsprekende prestatie. Een prestatie die terecht genoemd werd door de Nederlandse Vereniging voor Seksuologie toen ze Jos in 1989 eerde met de toekenning van de Van Emde Boas – Van Ussel prijs voor zijn bijzondere verdiensten voor de seksuologie.
Integratieve seksuologie
Jos Frenken publiceerde als hoofd- of mederedacteur drie invloedrijke seksuologische tekstboeken:
(1) Seksuologie: Een interdisciplinaire benadering (1980);
(2) Facetten van seksualiteit: Een inleiding tot de seksuologie (1984; 4de geheel herziene druk;
(3) Handboek seksuele hulpverlening (losbladig: jaren 80).
Deze drie tekstboeken hebben sterk bijgedragen aan de ontwikkeling en verspreiding van een integratieve biopsychosociale seksuologie in talloze opleidingen.
Specialistische thema’s
De twee belangrijkste aandachtsterreinen van Jos waren seks(uele problemen) in heteroseksuele relaties en seksueel geweld.
Seksualiteit in heteroseksuele relaties
Jos werkte ruwweg de eerste 15 jaren na zijn afstuderen vooral rondom het thema seks(uele problemen) in heteroseksuele relaties (bijv. Frenken & Vennix, 1979a). Met medewerking van Paula Vennix ontwikkelde Jos de Seksualiteitsbelevingsschalen (1978, 1979b), later door Vennix verder ontwikkeld tot de Intiem Lichamelijke Kontakt Schalen (Vennix, 1983; 1986). Goed gevalideerde schalen! Paula Vennix merkte hierbij op dat de ontwikkeling van deze schalen ook een accent-verschil tussen Jos en haar naar voren bracht: Jos focuste meer op de (negatieve) invloed van lustangst, terwijl zij meer aandacht besteedde aan angst voor intimiteit van mannen in heteroseksuele relaties. Een verschil dat volgens haar samenhangt met de inspiratiebronnen van beide NISSO-seksuologen: Jos werd sterker beïnvloed door de seksuele revolutie en het gedachtegoed van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming en Paula was meer geïnspireerd door het feminisme. Jos promoveerde in 1976 op 'Afkeer van seksualiteit. Sociaal-seksuologisch onderzoek onder 600 gehuwden.' Jos gebruikte daarbij algemeen sociaal-psychologische theorieën om seksueel gedrag en beleven in huwelijken te begrijpen. Dat onderzoek is theoretisch diepgravend, methodisch innovatief en prima geschreven. Een boek dat zijn tijd ver vooruit was. Het is heden ten dage dan ook nog steeds lezenswaardig. En het biedt aanknopingspunten met zowel exchange als incentive motivation theory. Zo analyseerde Jos seks als complex sociaal gedrag en verwierp hij het begrip 'seksuele drift' als onwetenschappelijk.
Seksueel geweld
Hoewel Jos ook in de jaren 80 bleef publiceren over seksuele disfuncties en hulp daarvoor (bijv. Frenken en Van Tol, 1987), werd zijn grote speerpunt vanaf 1984 tot en met zijn laatste publicatie in 2004 de forensische seksuologie. Forensische seksuologie gedefinieerd als de toepassing van seksuologische kennis en kunde op strafbaar seksueel gedrag. In 1984 publiceerde Jos samen met Jeanne Doomen het boek 'Strafbare seksualiteit. Opvattingen en aanpak van politie, justitie en hulpverlening'. Tot aan 2004 volgden vele tientallen publicaties op dit gebied (voor een overzicht: http://josfrenken.com).
Ik noem er drie van:
- Incest: vragen en antwoorden (1989)
- Hulpverleners en incestslachtoffers: onderzoek naar belemmeringen in de hulpverlening (1987)
- Behandeling van incestplegers: een model voor behandeling in justitieel kader (1990)
Zeer gedegen en invloedrijk werk.
De laatste twee titels maakte Jos in innige samenwerking met zijn vriend en wetenschappelijke gezel Bram Van Stolk. Ook met Daan van Beek werkte Jos regelmatig samen op forensisch seksuologisch gebied. Daan Van Beek (1999), die net als Victor Kouratovsky (2004), met Jos als (mede)promotor, forensisch promoveerde.
Jos is en blijft zonder enige twijfel een belangrijke pionier en denker op forensisch seksuologisch gebied. Ook als een ontwikkelaar van behandelprogramma’s. Hij had - en dat is een grote verdienste - daarbij zowel een 'gebalanceerd' oog voor 'slachtoffers' als voor 'daders'. Zelf verwoordde Jos zijn uitgangspunt in 1984 als volgt: '…De roep om justitieel optreden en strengere straffen plaatst de vrouwenbeweging plotseling op één lijn met de conservatieven die niets met seks te maken willen hebben en sowieso roepen om law and order. Daartegenover staat het veranderende denken over het strafrecht, de tendens tot humanisering. Maar raakt bij al die aandacht voor de dader het plotseling ontdekte slachtoffer niet extra in de knel?' Jos integratieve humanisme dat recht beoogde te doen aan allen en seksueel agressief gedrag scherp afkeurt - zonder de mens daarachter af te schrijven -, heeft ons inziens nog niets aan actualiteit ingeboet.
Ook internationaal exporteerde Jos de Nederlandse forensische seksuologie. Zo publiceerde hij bijvoorbeeld in 1994 over zijn behandelmodel van incestplegers in Child Abuse & Neglect en was hij samen met Bill Marshall in 1999 redacteur van een themanummer over daderbehandeling in Noord-Amerika en Europa voor The Journal of Interpersonal Violence.
Tenslotte: over Jos als collega
Jos was primair een enthousiasmerend pionier en onderzoeker. Enigszins geneigd om solistisch of in een hele kleine groep te werken. Zeker geen onderzoeksgroep-bouwer, die vele tientallen jaren expansief vanuit een bepaald paradigma specifieke vragen probeerde te beantwoorden. Wel een kritisch reflexief seksuoloog, die niet stopte bij de data. Jos probeerde altijd de betekenis van onderzoeksresultaten te achterhalen. Wat betekent het dat dit met dat correleert? Waarom vinden vooral die mensen dit en andere mensen dat? Met een dergelijk reflexief en theoretisch georiënteerd perspectief verrijkte Jos data en ons begrijpen van seksualiteit. Ook bestuurswerk heeft Jos gedaan. Hoewel we vermoeden dat besturen niet echt Jos’ ding was: teveel gedoe, teveel strijd, te gevoelig, nam hij wel verantwoordelijkheid op. Zo was hij van 1981 tot 1987 bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Seksuologie. Alsook mede-oprichter-voorzitter van de Vereniging voor Forensische Seksuologie - thans de NL-ATSA, Vereniging voor de Preventie van Zedendelicten - in de periode 1990-1998. Hij werd het enige erelid van deze vereniging. Met Daan van Beek en Jules Mulder speelde Jos een faciliterende rol in de oprichting van de Vereniging voor Forensische Seksuologie, die voortkwam uit de bundeling van de werkgroep 'Forensische seksuologie', die de ambulante forensische seksuologie vertegenwoordigde en de werkgroep 'Wientjes', die voortkwam uit een overleggroep in het tbs-veld en in hotel Wientjes te Zwolle regelmatig de problemen in de behandeling van terbeschikking gestelde zedendelinquenten besprak.
Wat voor persoon was Jos? Voor de forensische collega’s was Jos een enthousiasmerende senior, die stimuleerde om nieuwe wegen in te slaan. Hij genoot van de esthetische ervaring van kunst en kon daar anderen mee begeesteren. Hij was ook collega’s behulpzaam met 'kleine dingen', zoals bijvoorbeeld het aanbieden van een sjaal als je die vergeten was en in te sterke kou naar buiten liep. Jos was een grondige, vernieuwende, gedreven wetenschapper, en een ietwat eigenzinnige, gevoelige, intelligente, warme, boeiende, sociaal betrokken - soms wat sociaal onhandige en vermijdende - joviale en humoristische collega. Kortom: een beminnelijk mens.
Met zijn heengaan verliest de Nederlandse seksuologie een coryfee. Een coryfee aan wie de Nederlandse seksuologie blijvend een grote erkentelijkheid verschuldigd is.
Literatuur
Frenken, J. (1976). Afkeer van seksualiteit. Sociaal-seksuologisch onderzoek onder 600 gehuwden. Van Loghum Slaterus.
Frenken, J. (Red.)(1980). Seksuologie: een interdisciplinaire benadering. Van Loghum Slaterus.
Frenken, J. (1984). Anders denken over ‘afwijkend’ seksueel gedrag. In: J. Frenken & J. Doomen (Red.). Strafbare seksualiteit: opvattingen
en aanpak van politie, justitie en hulpverlening (pp. 13-30). Van
Loghum Slaterus.
Frenken, J. (1994). Treatment of incest perpetrators: a five-phase model. Child Abuse & Neglect, 18, 357-365.
Frenken, J. (2003). Seksexpert Jos Frenken gaat met pensioen: 'Seks wordt een consumptie-artikel', Mare, april, 3.
Frenken, J. & van Stolk, B. (1987). Hulpverleners en incestslachtoffers: onderzoek naar belemmeringen in de hulpverlening. Van Loghum Slaterus.
Frenken, J. & van Stolk, B. (1990). Behandeling van incestplegers: een model voor behandeling in justitieel kader. Bohn Stafleu Van Loghum.
Frenken, J. & Van Tol, P. (1987). Seksuele problemen in de gynaecologenpraktijk. Medisch Contact, 42, 150-154.
Frenken, J. & Vennix, P. (1978). SBS Seksualiteitbelevingsschalen. Handleiding. Swets & Zeitlinger.
Frenken, J. & Vennix, P. (1979a). De objectieve evaluatie van het effect van seksuele therapie. Tijdschrift voor Psychotherapie, 5, 94-101.
Frenken & Vennix (1979b). SES: Sexuality Experience Scales manual. Swets International Test Services.
Kouratovsky, V. (2004). Voorwaardelijk behandeld. Evaluatie van het project incestdaderbehandeling Rotterdam. Wolf Legal Publishers.
Marshall, W.L. & Frenken, J. (Eds.)(1999a). North American and European approaches to sexual offenders: Part 1: Converging Trends. Journal of Interpersonal Violence, 14, 219-343.
Marshall, W.L. & Frenken, J. (Eds.)(1999b). North American and European approaches to sexual offenders: Part 2. Journal of Interpersonal Violence, 14, 347-451.
Moors-Mommers, M. Bezemer, W. Frenken, J. de Regt, W. Roelofs, G.T. & W. Vandereycken, (Red.) (1988). Handboek seksuele hulpverlening (3 volumes). Van Loghum Slaterus.
Mulder, M. (1977). Omgaan met macht. Elsevier.
Soest, M. van, Frenken, J. Krips, C. & van Lichtenburcht, C. (Red.)(1989). Incest: vragen en antwoorden. SDU Uitgeverij.
Slob, A.K. Frenken, J. & Moors-Mommers, M. (Red.)(1984). Facetten van seksualiteit: een inleiding tot de seksuologie. Van Loghum Slaterus.
Slob, A.K. Frenken, J. & Moors-Mommers, M. (Red.)(1994, 4de geheel herziene druk). Facetten van seksualiteit: een inleiding tot de seksuologie. Van Loghum Slaterus.
Van Beek, D. (1999). De delictscenario procedure bij seksueel agressieve delinquenten. Gouda Quint.
Vennix, P. (1983). De ILKS-gedachte en andere operationalisaties. NISSO.
Vennix, P. (1986). NISSO-schalen voor seksuologisch onderzoek. In: M.Moors-Mommers et al. (Red.). Handboek seksuele hulpverlening (III.C.2.Ven.1-III.C.2.Ven.14) Van Loghum Slaterus.
Witte, B. (1978). Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch Onderzoek. In: P. Nijs & M. Christiaens (Red.). Hoofdmomenten in de seksuologie. Leuvense Cahiers voor Seksuologie Nr 4 (pp. 90-96). De Nederlandse Boekhandel.