Auteur(s): Lika Brinkman, Jenneke van Ditzhuijzen & Marianne Cense

Samenvatting

Donderdag 13 oktober vond het startsymposium van SEKSO plaats, de eerste bijeenkomst van een nationaal netwerk van onderzoekers die zich bezighouden met seksuele gezondheid en seksualiteit in de breedste zin van het woord. SEKSO is een initiatief van Marianne Cense en Jenneke van Ditzhuijzen.

 

Donderdag 13 oktober vond het startsymposium van SEKSO plaats, de eerste bijeenkomst van een nationaal netwerk van onderzoekers die zich bezighouden met seksuele gezondheid en seksualiteit in de breedste zin van het woord. SEKSO is een initiatief van Marianne Cense en Jenneke van Ditzhuijzen. Het symposium werd geopend door Marieke van der Plas (directeur Rutgers) en John de Wit (hoogleraar interdisciplinaire sociale wetenschap Universiteit Utrecht). Marieke en John spraken beiden de hoop uit dat met de komst van dit netwerk, seksonderzoekers meer verbindingen met elkaar aan kunnen gaan. Een netwerk waarin seksonderzoekers kennis kunnen uitwisselen, dilemma’s kunnen bespreken, en krachten kunnen bundelen, bestond nog niet in Nederland. Dat er behoefte is aan een netwerk als SEKSO bleek uit de volle zaal met onderzoekers, uit alle hoeken van Nederland.

Na de opening van het symposium namen Jenneke en Marianne het woord. Zij namen ons mee in hun redenen om SEKSO op te zetten (zie het artikel over de missie van SEKSO op pagina's 167-169). Om te beginnen met kennismaken. Want wie zijn nou eigenlijk seksonderzoekers? Na een korte peiling bij de aanwezigen werd duidelijk dat de onderzoekthema’s ontzettend divers zijn, uiteenlopend van gender en seksuele diversiteit, tot jongeren en seksuele vorming, onbedoelde zwangerschap en abortus, soa’s/hiv, seksueel geweld, migratie, klinische seksuologie, seksueel welzijn en sekswerk. Daarnaast beslaan de onderzoeksthema’s verschillende domeinen of disciplines, zoals psychologie, pedagogiek, (medische) biologie, politiek en genderstudies, maar overlap tussen de domeinen en thema’s komt ook veelvuldig voor. Seksonderzoekers werken bij verschillende instituten. Niet alleen bij Rutgers en universiteiten, maar ook bij verschillende hogescholen, medische centra, en organisaties zoals onderzoeksinstituten en kenniscentra. Dit kan er toe leiden dat onderzoekers zich op eilandjes bevinden en er alleen voor staan binnen hun instituut. Elkaar weten te vinden via SEKSO kan dan ook helpen om deze eilanden met elkaar te verbinden. Een tweede doel van SEKSO is om te zorgen voor een betere positionering van onderzoek naar seksualiteit binnen de eigen instituten, maar ook in Nederland als geheel. Ten derde heeft SEKSO als doel de samenwerking tussen onderzoekers te bevorderen, waardoor zij krachten kunnen bundelen en ideeën kunnen uitwisselen en uiteindelijk zo ook de kennisontwikkeling in Nederland bevorderen. Aansluitend biedt SEKSO een plek waar onderzoekers zich kunnen profileren, en ook presenteren. Om direct daad bij woord te voegen, bestond het volgende deel van het programma uit het bespreken van verschillende dilemma’s binnen seksonderzoek.

Dilemma’s in seksonderzoek

In groepen gingen onderzoekers met elkaar in gesprek over één van de zes vooraf opgestelde dilemma’s waar seksonderzoekers mee in aanraking kunnen komen. De bevlogenheid waarmee iedereen de discussie aanging benadrukte hoeveel behoefte er was onder de onderzoekers om samen te komen.

Passie: Hoe activistisch mag je zijn als onderzoeker?

De gespreksleden van deze discussie kwamen tot de conclusie dat activisme bijna inherent is aan dit onderzoeksonderwerp, omdat er veel misvattingen bestaan in de maatschappij die je als onderzoeker voortdurend aan het rechtzetten bent, op basis van (wetenschappelijk) onderzoekswerk. Daarnaast, als je dit als onderzoeker zelf niet zo inziet, dan wordt wel door anderen van jou verwacht dat activisme je beweegt om dit type onderzoek te doen. Maar we moeten als seksonderzoekers ook voorzichtig zijn en niet de schijn wekken van vooringenomenheid. Een belangrijke waarde van onderzoek doen is immers een neutrale interpretatie van data, en daar hoort ook bij dat je soms resultaten krijgt die niet zo goed passen bij je ideeën. SEKSO kan hieraan bijdragen door constructieve discussies hierover te stimuleren, waarin we ook scherp mogen zijn op elkaar.

Ongewenst: Wat doe je met ongewenste uitkomsten?

De sensitiviteit van seksonderzoek zorgt ervoor dat we als onderzoekers continu moeten blijven reflecteren op een aantal zaken. Zo is het belangrijk om te reflecteren op je eigen handelen als onderzoeker, op jezelf als persoon, bijvoorbeeld als je onderdeel bent van de doelgroep, maar ook op je eigen positionering wat betreft intersectionaliteit. Daarnaast heb je te maken met verschillende stakeholders die belangen hebben bij het onderzoek. Ten derde speelt de vraag ‘wat de media er van zal maken’ vaak al een rol bij het schrijven van onderzoeksvoorstellen. In hoeverre moet je hiermee rekening houden? Aan de ene kant is het belangrijk om hierover na te denken bij controversiële ethische onderwerpen, tegelijk mag het niet zo zijn dat we andere keuzes maken omwille van bepaalde media-aandacht. Dit fenomeen zien we ook bij nulresultaten: hoewel vaak niet gewenst, zijn no-results soms datgene wat je moet vinden. Weten hoe iets niet werkt is ook een resultaat, en leidt ook tot kennisbevordering.

Polyamorie: Hoe combineer je het doen van onderzoek met klinisch werk of docentschap?

Seksonderzoekers combineren vaak hun onderzoekstaken met ander soort werk, zoals patiëntenzorg en onderwijs. Aan de ene kant kan de combinatie van taken het werk verbeteren: kennis van praktijk en onderzoek kunnen elkaar versterken en aanvullen. Aan de andere kant kan het ertoe leiden dat het onderzoekswerk in de verdrukking komt, al helemaal als je als onderzoeker geen onderzoeksteam op dit thema om je heen hebt. SEKSO kan eraan bijdragen dat ideeën worden uitgewisseld over hoe je hiermee om kunt gaan. Ook kan SEKSO juist dat netwerk bieden waarbinnen onderzoekers elkaar inspireren en scherp houden, zodat onderzoek doen niet onderaan de prioriteitenlijst blijft hangen. De wens werd uitgesproken om dit nog meer te doen, bijvoorbeeld middels subnetwerken binnen SEKSO.

Positieve seks: Hoe houden we in Nederland onderzoek in de lijn van Ellen Laan’s agenda van seksueel plezier op de rit en brengen we het een stap verder?

Uit deze discussie kwam een korte en eenduidige conclusie naar voren: denk eraan om altijd plezier mee te nemen in elk onderzoek wat seksualiteit raakt. We moeten af van het idee dat seks gepaard gaat met risico’s en problemen, omdat plezier zo belangrijk is. Het meenemen van plezier in seksonderzoek maakt dit niet minder serieuze wetenschap. Seksonderzoekers weten dit zelf goed (al wordt het soms vergeten in onderzoek). Maar het is van belang dat dit bericht ook bij de buitenwereld terecht komt.

Consent: Vraag je altijd ouderlijke consent bij jongeren onder de 16, en wat doet dat met je data en met zelfbeschikking van kinderen?

Binnen de wetenschap heerst de regel dat voor deelname aan onderzoek, jongeren onder de 16 jaar toestemming van hun ouders nodig hebben. Deze regel kan er soms toe leiden dat jongeren onder de 16 niet meegenomen (kunnen) worden in onderzoek, omdat ouders soms wat voorzichtig kunnen zijn als het gaat om onderzoek rondom seksualiteit, of omdat het soms niet wenselijk is dat ouders afweten van de deelname van hun kind. Bijvoorbeeld als het gaat om LHBTIQA+

jongeren, die nog geen coming out hebben gehad richting hun ouders of verzorgers. Nu zijn er wel situaties waarin een ethische commissie kan afzien van de ouderlijke consent, als dit in het belang van de respondent is. Toch doen ethische commissies dit meestal niet. SEKSO kan een gelegenheid bieden om argumenten uit te wisselen die zijn gebruikt om deze toestemming wel of niet te krijgen. Daarnaast is de regel dat ouderlijke consent nodig is bij jongeren onder de 16 gebaseerd op de aanname dat deze jongeren nog niet kunnen inschatten of deelname aan een onderzoek schadelijk is. Daarbij zijn er echter geen concrete kaders vastgesteld voor wat schadelijk zou zijn aan een onderzoek, en wordt dit voornamelijk gebaseerd op aannames van ethische commissieleden. Er werd gesproken over een brainstormsessie om gezamenlijk te kunnen optrekken richting de diverse ethische commissies. Dit is een punt dat zal worden opgevolgd.

Fluïditeit: In hoeverre bevestigen we met ons onderzoek steeds de categorieën en hokjes (op vlak van gender en seksuele identiteit en migratiegeschiedenis) die mensen ook beperken en stigmatiseren?

Er is een interessante tweeledigheid in seksonderzoek, waar het enerzijds vaak gaat over de beperkende en stigmatiserende invloed van hokjes-denken en categoriseren, terwijl anderzijds seksonderzoek daar zelf ook schuldig aan is door categorieën op te nemen in het onderzoek. Veel onderzoekers vonden herkenning in dit dilemma, maar het vormen van een eenduidig antwoord is niet mogelijk. Bij de overweging om wel of niet categorieën op te nemen in je onderzoek, zijn er een aantal vragen die gesteld kunnen worden. Is het meenemen van categorieën belangrijk voor het onderzoek? Wat zijn de consequenties van het meenemen van categorieën? Sluit het aan bij de gemeenschap die je wilt onderzoeken? Voor het beantwoorden van deze laatste vraag kan het beste geluisterd worden naar de gemeenschap zelf.

Heikele kwesties in seksonderzoek

Het bespreken van de dilemma’s sloot aan bij de keynote lezing van Ine Vanwesenbeeck, emeritus bijzonder hoogleraar aan de UU en voormalig senior adviseur bij Rutgers, over heikele kwesties in seksonderzoek.

Seks is complex

Seks is complex sociaal gedrag en hangt met heel veel samen, is multigedetermineerd. Seks wordt individueel beleefd maar wordt, zoals we dat noemen, contextueel geproduceerd. Dit leidt al gauw tot grote complexe modellen, wanneer men uitkomsten als seksuele interactiecompetentie wil begrijpen. We moeten ons als onderzoekers een weg zien te vinden in een realiteit waarin de seksuele ervaring met van alles en nog wat samenhangt, die is een mooie uitdaging. Hetzelfde geldt voor de invloed van mediaboodschappen met betrekking tot seksualiteit en seksuele opwinding. Steeds duidelijker wordt dat er cyclische processen zijn tussen fysiologie, gedrag en beleving, waarbij we ook de sociale, culturele en zeker ook de structurele context niet moeten vergeten. Ine pleitte dan ook voor erkenning van complexiteit en een genuanceerde intersectionele blik.

De context van seksonderzoek is moralistisch

Onderzoeksthema’s en onderzoeksvragen worden niet zelden ingegeven door moralisme, soms zelfs door morele paniek. We zien een sterke preoccupatie met de negatieve kanten van seks. Het goede nieuws is dat er natuurlijk wel wat verandert op dit vlak. Ten eerste als het gaat om voorlichtingsprogramma’s zelf: het besef dat aandacht voor plezier goed kan werken begint door te dringen. Het gaat steeds vaker over POPS (Pleasure Oriented Positive Sexuality) als richtlijn voor seksuele vorming. Een tweede gevolg van de moralistische context waarin we opereren, is dat seksuele minderheden geen of heel eenzijdig aandacht krijgen, en vaak sprake is van een preoccupatie met problematiek. Wanneer een onderzoeksveld wordt gedomineerd door morele afkeuring, kan dit ook betekenen dat er geen oog is voor de feitelijke misstanden daarbinnen. Erg genoeg spelen bepaalde groepen feministen (SWERFs, i.e. Sex Worker Exclusionary Radical Feminist, en TERFs, i.e. Trans-Exclusionary Radical Feminist) daar een grote rol in, wat lastig is voor onderzoekers die zich ook tot op het bot feministisch voelen. Wat het nog erger maakt is dat deze radicaalfeministen in het maatschappelijke en politieke krachtenveld de krachten bundelen met conservatief religieuze groepen. En daarmee vormen zij een zwaar moralistische, sterke politieke tegenkracht.

Gender in transitie

De transities op het terrein van gender zijn ongetwijfeld de grootste verandering die wij momenteel in ons vak meemaken. Want seks en gender zijn verweven: voorstellingen van seks leunen op gender en die van gender leunen op seks. De toenemende erkenning van genderdiversiteit is uiteraard een zeer positieve ontwikkeling en biedt vele openingen en kansen voor kennis en professionalisering, maar werpt ook belangentegenstellingen, controversen en, niet in laatste instantie, vragen op. Verschillende conceptualiseringen van gender kunnen best naast elkaar bestaan, maar het is wel goed om de verschillende theoretische tradities te onderkennen. Met deze verschuivende betekenissen van gender zien we ook weer nieuwe spanning in het nature/nurture debat. We zullen nooit zekerheid hebben over de relatieve invloed van biologische versus sociale factoren, maar we moeten de mogelijkheid overwegen dat het evenwicht tussen de twee er bij verschillende personen verschillend uitziet, dat in sommige gevallen de biologie zwaarder weegt en het in andere juist het sociale. Discussie is ook nodig over The New Gender Paradox (Lorber, 2022) tussen het behoud versus de ontmanteling van het binaire gendersysteem. Er zijn interne belangentegenstellingen op dit vlak: velen pleiten voor ontmanteling, maar een deel van de transgenderisten hechten juist fundamenteel aan het binaire onderscheid. Dat ontmanteling van binariteit wenselijk is staat buiten kijf, maar ook staat buiten kijf dat we geen binariteit kunnen opheffen die zich tot in de haarvaten van onze samenleving heeft gevestigd. Zolang seksisme het binaire verschil produceert, moeten we het erkennen, omwille van een effectieve bestrijding van de ongelijkheid die er het gevolg van is. Hoe we met deze paradox in onderzoek moeten omgaan zal onderwerp van discussie moeten zijn. En dat geldt ook voor uitsplitsing bij de bevraging van sekse/gender en seksuele voorkeur in onderzoek. De mate waarin we in onderzoek genderdiversiteit in kaart moeten brengen hangt sterk af van onderwerp van studie.

Seks/gender is als onderzoeksonderwerp superboeiend, maar ook cruciaal in welzijn, gelijkheid en emancipatie, en daarmee relevant voor onderwijs, gezondheidszorg, justitie/politie, beleid en bestuur. Esther Perel omschreef seksualiteit als een venster op politieke verhoudingen, Ine noemde het zelfs het brandpunt of vliegwiel. Wij zijn met zijn allen geïnteresseerd in seks, natuurlijk vanwege de seks en de boeiende complexiteit ervan, maar ook omdat we gemotiveerd zijn tot maatschappelijke verandering. Het persoonlijke en het politieke zijn immers innig verweven. Dat tekent eens te meer het belang van seksonderzoek. Voor de vele heikele kwesties die daarbij opdoemen, hebben we een netwerk als SEKSO nodig.

Reflectie op uitdagingen en trends in seksonderzoek

Na de lezing van Ine Vanwesenbeeck over heikele kwesties, interviewde Marianne drie jonge seksonderzoekers, te weten Menal Ahmad (Postdoc Vu), Noor Gieles (PhD kandidaat Amsterdam UMC) en Merel Sprengers (PhD kandidaat LUMC) over hun onderzoek, uitdagingen, en waar zij in de vandaag besproken onderwerpen herkenning in vonden. Menal Ahmad doet kwalitatief onderzoek naar vrouwen met een migratieachtergrond, die gender en/of eergerelateerd geweld hebben ervaren en zich hiervan hebben losgemaakt. Dit onderzoek is zeer sensitief van aard, wat voor obstakels kan zorgen in het bereiken van de doelgroep. Zo melden de meer mondige vrouwen zich eerder aan om deel te nemen aan het onderzoek, en blijven (onder andere) laaggeletterden, eerste-generatie migranten of de minder mondige vrouwen buiten het zicht. Noor Gieles doet onderzoek naar seksueel welzijn van transgender- en non-binaire personen die genderbevestigende therapie krijgen. Dit onderzoek voert zij uit binnen de genderpoli, waar zij ervaart op haar eigen onderzoeks-eilandje te zitten wat betreft haar thema sekueel welzijn, zoals eerder tijdens dit symposium is aangekaart. Merel Sprengers doet haar onderzoek naar onbedoelde zwangerschappen in de regio Den Haag. Hierin focust zij op de risico- en beschermende factoren die zowel het meemaken ervan bepalen, als eventuele gevolgen. Een onbedoelde zwangerschap wordt vaak als iets nadeligs gezien, maar Merel gaf aan dat dit voor velen ook niet zo hoeft te zijn. Het contextualiseren van een onbedoelde zwangerschap is dus al een heikele kwestie op zichzelf. Daarom werkt zij nu ook met een schaal om te meten hoe bedoeld of onbedoeld de zwangerschap is, in plaats van een classificering in groepen.

Hoewel deze onderzoeken thematisch uit elkaar lopen, vonden alle drie de onderzoekers herkenning in wat eerder tijdens het symposium besproken is. Zo vertelde Menal dat zij zelf onderdeel is van de doelgroep die zij onderzoekt, wat de vertrouwensband met haar participanten ten goede kan komen, maar ook voor blinde vlekken kan zorgen. Het is belangrijk om als onderzoeker bewust te zijn van je eigen positie binnen het onderzoek, daarbij rekening houdend met intersectionaliteit. Noor vond herkenning in de heteronormativiteit die heerst in het vormgeven van seksueel plezier, en het belang om heteronormatief taalgebruik te vermijden. Dit probeert zij in haar eigen onderzoek te doen door onder andere transpersonen te betrekken in het opstellen van de vragenlijsten. Tot slot herkende Merel zich in de discussie in het wel of niet meenemen van bepaalde categorieën in haar onderzoek. Zo heeft zij bijvoorbeeld uiteindelijk de keuze gemaakt om niet te vragen naar de seksualiteit van de participanten, maar wel naar hun genderidentiteit. Maar dan komt toch ook weer de vraag, hoe stel je dan zo’n vraag? De vraag formuleren als ‘voel jij je man?’, of ‘ben jij een man?’, zou andere antwoorden kunnen opleveren.

Hoe (on)belangrijk is categorisering in onderzoek?

Fayaaz Joemmanbaks (onderzoeker bij Rutgers) was kort in hun antwoord op deze vraag: het is belangrijk. Volgens hen is het niet de vraag of, maar hoe we categoriseren in ons onderzoek. Fayaaz benoemde dat we juist moeten kijken naar verschil en pijnpunten, in plaats van enkel te zoeken naar overeenkomsten. Hierbij nam hen als voorbeeld hoe seksonderzoekers omgaan met ras, waarbij men soms kleurenblind poogt te zijn. Er zijn hierbij een aantal aandachtspunten. Zo is het belangrijk om uit te kijken met victim blaming, waarbij de groep de schuld krijgt van iets wat hen is overkomen. Daarnaast is het goed om te erkennen dat raciale identiteit niet even zwaar weegt als gender- of seksuele identiteit. Ten derde moet gerealiseerd worden dat wit ook een kleur is, net als dat cisgender ook een genderidentiteit is, en heteroseksueel ook een seksuele voorkeur is. Fayaaz betoogde dat we over moeten gaan van intersectioneel denken naar intersectioneel handelen. Velen begrijpen het concept intersectionaliteit en kunnen het haarfijn uitleggen, maar in de praktijk ernaar handelen gebeurt nog te weinig. We handelen nog te vaak in geïsoleerde denkpatronen van identiteit, in plaats van hoe deze identiteiten elkaar kruisen en samen een unieke ervaring creëren. Fayaaz benoemde dan ook meermaals dat ook transpersonen een seksualiteit hebben, en mensen van kleur een gender- en seksuele identiteit hebben. Queer personen van kleur hebben hiermee meerdere gemarginaliseerde identiteitslagen. Hierdoor ervaren zij onderdrukking binnen de systemen waarin we leven. Zo pleitte Fayaaz ervoor om het niet meer te hebben over ‘diverse personen’, omdat we dan in ons taalgebruik laten blijken dat we er vanuit gaan dat er een norm is waar zo’n ‘divers persoon’ vanaf wijkt (‘othering’). Het zijn de systemen die moeten veranderen, niet de personen zelf.

De toekomst van SEKSO

Het symposium werd afgesloten door Jenneke en Marianne met een korte eindnoot over de toekomst van SEKSO. Hoewel Jenneke en Marianne SEKSO in het leven hebben geroepen, en daarvoor een aantal doelen hebben opgesteld, was er tijdens dit startsymposium ruimte om van de seksonderzoekers zelf hun wensen voor dit netwerk te verzamelen. Na vandaag werd in ieder geval benadrukt dat er genoeg behoefte is aan onderling contact. Velen hebben te maken met vergelijkbare vragen en kwesties, van ethische vraagstukken, tot vragen over de eigen positionering als onderzoeker, tot hoe we categoriseren in onderzoek. SEKSO kan een podium bieden voor het bespreken van dit soort vragen. Onderzoekers die zich willen aansluiten bij SEKSO, kunnen zich aanmelden voor de mailinglijst via de website van Rutgers (via https://rutgers.nl/kennis_/sekso/) en/of zich opgeven voor de SEKSO LinkedIn groep.