Auteur(s): Paula Vennix
Samenvatting
Tijdens het Voorjaarscongres van de NVVS op vrijdag 25 maart 2022 hield Paula Vennix, een lezing waarin ze met humor en relativisme, maar strijdvaardig, ons meeneemt in haar visie op het thema transgender. Worden wie je bent of worden wie je wilt zijn? Haar lezing wordt hier integraal weergegeven.
Waarom willen transgendersnoot in transitie en/of een ander paspoort? Nou, iedereen weet dat tegenwoordig. Omdat ze genderincongruent zijn, omdat hun genderidentiteit afwijkt van hun geboortegeslacht. Als je eens wist wat voor vragen er door poortwachters aan transen zijn voorgelegd om die genderidentiteit te achterhalen. En als je eens wist wat voor antwoorden transen daar op gaven. Duidelijk bleek daaruit dat transmannen veel mannelijker waren dan cismannen en transvrouwen veel vrouwelijker dan cisvrouwen. Transvrouwen waren goed in talen, maar snapten niks van wiskunde. Ze konden alles tegelijk, maar geen fietsband lappen. Ze waren empathisch als geen ander maar hielden stug vol dat het westen in het oosten lag. En ze gaven, zelfs als ze rijinstructeur waren, duidelijk aan niet in te kunnen parkeren.
Maar omdat iedere transvrouw die een geslachtsaanpassing wilde, beweerde zich vrouw te voelen en iedere transman zich man, zijn we dat gaan geloven. Maar is dat ook zo?
In mijn onderzoek Travestie in Nederland en Vlaanderen werden eind vorige eeuw bijna vijfhonderd niet geopereerde transgendervrouwen ondervraagd, waarvan nog minder dan tien procent het idee had min of meer transseksueel te zijn. Desondanks was meer dan de helft liever vrouw en zou bijna de helft liever als vrouw willen leven. Minstens de helft zou wel vrouwenborsten willen en de baard weg laten epileren. En bijna één op de drie zou wel voor een volledige geslachtsaanpassing willen gaan.
Tabel 1. Discrepantie tussen gevoel en wens vrouw te zijn (n = 474)
Duidelijk blijkt hieruit dat het gevoel vrouw te zijn bij die transgender respondenten veel en veel minder voorkwam dan de wens vrouw te zijn. Dat gold ook voor mij. Ik wilde ook al die lichamelijke veranderingen wel en ook liefst permanent als vrouw verder door het leven, terwijl ik ervan overtuigd was, en nog steeds ben, geen vrouw te zijn. Dit wijst er waarschijnlijk op dat veel meer transgendervrouwen vrouw willen zijn dan daadwerkelijk het gevoel hebben dat te zijn. Wellicht geldt zoiets ook voor transgendermannen.
Over die genderidentiteit, die toch als maatstaf geldt voor ‘het groene licht’, wil ik nog wel wat kwijt. Dat iemands genderidentiteit niet in de pas hoeft te lopen met de keuzes die transgenders maken, hoorde ik enige tijd geleden ook van Tim de Jong, nu coördinator Steunpunt Gendervragen bij het UMC. Ik interviewde Tim toen voor het tijdschrift Transformatie naar aanleiding van een herdruk van zijn boek Man of vrouw, min of meer.
Tim interviewde eind vorige eeuw voor zijn boek een twintigtal transgenders, die we nu non-binair zouden noemen. Hij vertelde me nu dat sommigen van hen later toch kozen voor een binaire oplossing zoals alles laten zoals het is of er helemaal voor gaan. Hij zag ook mensen die echt trans zijn en om bepaalde redenen er toch ergens tussenin gingen zitten. Nogmaals, niet zozeer in hoeverre je een man of vrouw bent, maar in hoeverre je een man of vrouw wilt zijn, lijkt het meest bepalend voor de keuzes die je als transgender maakt.
Saskia Keuzenkamp gaf in 2012 haar SCP-onderzoek naar het leven van transgenders in Nederland als titel mee: ‘Worden wie je bent’. Een betere titel zou zijn geweest: ‘Worden wie je wilt zijn’.
Wanneer het over geslachtsaanpassing gaat, spreken we tegenwoordig over genderbevestigende chirurgie. We gaan er immers vanuit dat deze chirurgische ingrepen de genderidentiteit bevestigen. Niemand zal beweren dat dat niet zo is, omdat de ziektekostenverzekeraars anders de kosten niet willen vergoeden, denk ik. Maar zolang wetenschappelijk niet is bevestigd dat genderbevestigende operaties de genderidentiteit bevestigen, blijf ik spreken van geslachtsaanpassende operaties.
Daarnaast dienen we ons te realiseren dat de genderidentiteit van transgenders geen statisch gegeven is, maar voortdurend aan verandering onderhevig door steeds weer nieuwe genderconstructies. Zo had je een jaar of vijftien geleden nog de driedeling travestiet, transgenderist en transseksueel. Nu kan ik de talloze gendervarianten bijna niet meer kwijt in dit plaatje.
Veel transgenders die zich vroeger travestiet, transgenderist of transseksueel noemden, hebben nu een andere keuze gemaakt uit dit inmiddels gigantische aanbod van nieuwe genderidentiteiten. Ik ook. Ik ben van transgenderist geswitcht naar buitenstaander. Joz Motmans merkte in 2019 daarover op dat het hele denken over transgenders in transitie is. En volgens mij hierdoor vaak ook de genderidentiteit van transgenders. Maar inmiddels spoelen drommen jonge genderqueers in de stroomversnelling van het huidige transgender gedachtegoed aan bij de genderklinieken in de verwachting daar in een gunstiger vaarwater te belanden. Maar tijdens de intake stuiten ze op poortwachter Petrus, die al decennia de genderdichotome modellen van de ziektekostenverzekeraars hanteert.
Eerst was dat de tweedeling man-vrouw. Toen dit standpunt niet meer houdbaar bleek, ging Petrus over op een ander genderdichotoom model: genderdysfoor versus niet genderdysfoor. Inmiddels neigt Petrus naar de gendercongruent-genderincongruent optie. Hiep hiep hoera, zou je denken. Nou…, ik denk het niet.
Zo hield ik in 2014 voor een buiten de binairy dag in Nijmegen een lezing met als basis mijn driedeling travestiet-transgenderist-transseksueel. Dat die jonge genderqueers daar in Nijmegen niks moesten hebben van mijn hokjes, heb ik geweten. Rijkelijk overdekt met pek en veren verliet transgenderdeskundige dr. Paula Vennix na haar betoog de zaal. Op internet werd zij daarna bij de bespreking van deze dag afgeserveerd met de volgende berichtgeving:
“Paula Vennix, die eigen onderzoek bespreekt in een lezing, kent de ondervraagde travestieten, transgenderisten en transseksuelen kenmerken en een kader toe. De zaal zucht, krijgt jeuk en kromt tenen, kritische vragen worden gesteld en een vrijwilliger achter de bar moet duiken om niet zichtbaar spottend te lachen.”
Ik was toen pas 68 jaar, en heb er nu nog een jeugdtrauma aan overgehouden, al was ik toen kennelijk al over mijn houdbaarheidsdatum heen. Ik troostte me toen maar met Nietzsche en Foucault, die stelden dat ‘De Waarheid’ en dus ook ‘de waarheid over transgenders’ niet waar is. Volgens Foucault is onze waarheid immers slechts het construct van het gezaghebbend denken des tijds en plaats. Ook Nietzsche concludeerde dat er geen vaststaande objectieve waarheid is, maar slechts een waarheid vanuit ons steeds veranderend perspectief. Ook mijn waarheid, die ik in Nijmegen ten tonele voerde, was dus op die plaats door de tijd achterhaald.
Maar nieuw is dit toch niet. Van mensen die een geslachtsaanpassing wilden, hebben we toch ook van alles gedacht!? Eerst: ze zijn waanzinnig krankzinnig. Toen: ze hebben een genderidentiteitsstoornis. Daarna: ze zijn genderdysfoor. Nu: ze zijn genderincongruent. Maar ik zeg je: Het is niet waar. Deze gedachte is ook alleen maar het construct van het huidige gezaghebbend denken.
Maar goed, terug naar mijn betoog. Transgenders gaan dus in transitie omdat ze vrouw of man willen zijn of iets daartussenin of daarbuiten en niet zozeer omdat ze dat werkelijk zijn. Dan rijst natuurlijk onmiddellijk de vraag waarom ze bijvoorbeeld zo nodig man of vrouw willen zijn, terwijl dat vaak niet zo is. Ik weet het niet, maar ik denk omdat het dan veel makkelijker is om te genderen en transgenderen zoals je wilt. Om goed te kunnen transgenderen is ander gereedschap nodig dan je aanvankelijk voorhanden hebt. Mogelijk wil je een aangepast lichaam of paspoort, een andere voornaam, logopedie of andere hormonen. Alles afhankelijk van hoe je wilt genderen of transgenderen. Transmannen kunnen dan beter mannen, transvrouwen beter vrouwen en non-binairen weten beter hun weg te vinden tijdens het gender meanderen of wat dan ook. Ik gebruik hier mannen en vrouwen als werkwoorden, naar analogie van bijvoorbeeld coachen, scheidsrechteren, schilderen, stukadoren, hovenieren, koerieren, oberen, beulen, boeren, tolken, gidsen en loodsen. ‘Vrouwen’ betekent dan ‘doen als een vrouw’, zoals schilderen staat voor ‘je als een schilder gedragen’. Om te schilderen heb je schilderspullen nodig en helpt het wanneer je schilder bent. Om te vrouwen heb je vrouwenspullen nodig en helpt het wanneer je vrouw bent.
Nog iets. Wij zijn geneigd iedereen in een hokje te plaatsen, ook transgenders. Maar de jonge genderqueers die zich nu aandienen willen dus niet in dat hokje. Zij willen vrouwen of mannen ongeacht hun biologisch geslacht en maken zich steeds minder druk om zoiets als een genderidentiteit. En afhankelijk van hoe men wil genderen wordt genderqueer een andere garderobe of een andere voornaam aangeschaft. Desgewenst laat men de geboorteregistratie en hormoonhuishouding wijzigen met of zonder verdere lichamelijke geslachtsaanpassing. Maar in het hok gaan ze niet. Ze kiezen voor het vrije veld: queer. Zij willen niet gender zijn, maar gender doen. Hoe wil je genderen en wat heb je daarvoor nodig? Ik denk dat het daar steeds meer om draait.
Het aantal transgenders dat zich aanmeldt voor een geslachtsaanpassing is de laatste jaren enorm toegenomen, vooral bij transmannen. Hoe komt dat? Laten we er niet zonder meer van uit gaan dat de laatste tien jaar de genderidentiteit in Nederland massaal is veranderd. Wel dat er iets is gewijzigd. Ik ging eind 2017 naar de themadag ‘Een woning zo ruim als het hart van God’ over geloof en gender fluïditeit. Genderalist en postgender Selm Wenselaers concludeerde daar in hun lezing dat de nu aankomende genderqueers weer heel anders en gemakkelijker in de wereld staan dan Selm zelf, die toen 34 jaar was.
Laten we nu niet denken dat we wel weten waarom men een ander paspoort of een ander lichaam wil. We weten het niet. We bekijken de boel vanuit het genderperspectief van deze tijd: gendercongruent-genderincongruent. Dat perspectief is niet alleen volgens Foucault en Nietzsche niet waar, maar ook volgens onze nieuwe generatie genderqueers.
Laten we door onderzoek nagaan waarom zij en andere transgenders wel of niet in transitie en/of een ander paspoort willen. Met daarbij aandacht voor hoe ze willen genderen en wat ze daarvoor nodig denken te hebben. En met onderzoek bedoel ik onafhankelijk onderzoek, d.w.z. niet alleen onafhankelijk van het denken van ziektekostenverzekeraars, maar ook van hun poortwachter Petrus.
Tenslotte. Geloof niet wat ik zojuist heb verteld. Het zijn slechts overpeinzingen vanuit mijn huidig perspectief. Over enige jaren vertel ik vol overtuiging hierover een ander verhaal.