Waarom doen jonge mannen (niet) mee met vragenlijstonderzoek over seksualiteit? Gendernormen, barrières en motivaties volgens lager opgeleide jonge mannen
Auteur(s): Daisy Tieleman, Irja Marije de Jong & Koenraad Vermey
Samenvatting
Lager opgeleide jonge mannen blijken moeilijker te bereiken voor deelname aan onderzoek over seksuele gezondheid dan vrouwen en hoger opgeleide mannen. Wij onderzochten de barrières en motiverende factoren van deze groep voor deelname. Semigestructureerde interviews werden uitgevoerd tussen maart en juli 2022. Deelnemers werden benaderd volgens convenience sampling. De interviews zijn deductief, inductief en axiaal gecodeerd met coderingssoftware. Deelnemers komen vaak in aanraking met het onderwerp seksualiteit, maar voeren hierover niet zo gemakkelijk serieuze gesprekken. Jonge mannen verwachten een lage intrinsieke motivatie bij andere mannen om deel te nemen aan vragenlijstonderzoeken over seksualiteit. Die lage motivatie verklaren zij door stereotiepe karaktereigenschappen van mannen en een gebrek aan kennis over of ervaring met seksualiteit. Het ontvangen van kennis zou meer motiverend werken dan een materiële beloning. Vertrouwen in de onderzoekers en privacy zijn cruciaal voor deelname. Deelnemers zagen zichzelf als een kleine minderheid die wel mee zou doen met gezondheidsonderzoek. Toekomstig onderzoek zou dieper in kunnen gaan op sociologische-antropologische theorieën om verschillen in participatie te duiden. Vertrouwen en wederkerigheid in de relatie tussen onderzoeker en participant zijn belangrijk om de deelname van lager opgeleide jongeren te vergroten. Immateriële beloningen zoals kennis en altruïstische motieven kunnen participatie vergroten. Door vragenlijstonderzoek te verbinden aan interventies die kennis en vaardigheden bevorderen kan deelname vergroot worden. Om de deelname van jonge, lager opgeleide mannen in seksualiteitsonderzoek te vergroten lijkt een transformatieve maatschappelijke benadering van mannelijkheidsnormen noodzakelijk die verder reikt dan de invloedsfeer van individuele onderzoekers.
- Daisy Tieleman is werkzaam bij Vrije Universiteit Amsterdam en Soa Aids Nederland
- Irja Marije de Jong is werkzaam bij Vrije Universiteit Amsterdam
- Koenraad Vermey is werkzaam bij Soa Aids Nederland
Het bereiken en betrekken van mannen is belangrijk voor de preventie van soa’s, onbedoelde zwangerschap en seksuele disfuncties en de bevordering van seksuele gezondheid (Kura et al., 2013, Shand & Marcell, 2021). Dit is zeker het geval in de doelgroep jongeren omdat deze vaker een verhoogd seksueel risico lopen (Slurink et al., 2021). Om de beste interventies en effectief beleid voor seksuele gezondheidsbevordering te onderbouwen en trends te herkennen zijn monitoringstudies en gedragsonderzoek noodzakelijk (Ivanković et al., 2014; de Graaf et al., 2017).
Uit kwantitatieve en kwalitatieve studies naar de seksuele gezondheid van jongeren in de afgelopen jaren is gebleken dat de deelname van lager opgeleide jonge mannen achterblijft op die van vrouwen en hoger opgeleide mannen (Joemmanbaks et al, 2021a; De Graaf et al., 2017; Cheung et al., 2017; Reinikainen et al., 2017; Reyes, 2016). In twee studies naar de gevolgen van de coronacrisis op de seksuele gezondheid van jongeren bleken heteroseksuele jonge mannen relatief minder vaak mee te doen dan homo- en biseksuele jonge mannen (Joemmanbaks et al., 2021; Joemmanbaks et al., 2022). Deze ondervertegenwoordiging van subgroepen kan in kwantitatief onderzoek tot op zekere hoogte statistisch gecorrigeerd worden, bijvoorbeeld met weegfactoren. De ervaringen en gedragingen van bepaalde subgroepen die niet meedoen blijven echter buiten beeld, waardoor onderzoeksuitkomsten vertekend kunnen raken (Fenton et al., 2001; Henderson et al., 2010; Otufowora et al., 2020; De Graaf et al, 2017, Joemmanbaks et al., 2021a; 2021b; Wallander et al., 2015; Flicker & Guta, 2008). Wanneer lager opgeleide jonge mannen ondervertegenwoordigd blijven, kunnen preventie, zorg en beleid niet effectief, noch gelijk-waardig op alle doelgroepen worden afgestemd (David et al., 2018). In deze studie staan de perspectieven van lager opgeleide heteroseksuele mannen tussen de 16 en 25 jaar in Nederland daarom centraal.
Theoretisch model
Er bestaat geen gevalideerd theoretisch model dat de deelname van lager opgeleide jonge mannen aan online seksueel gezondheidsonderzoek beschrijft. We hebben daarom concepten geleend uit andere modellen die gerelateerd zijn aan participatie aan online on-derzoek in het algemeen en aan mannelijke betrokkenheid bij seksuele gezondheid. We gebruikten hiervoor Dillmans sociale uitwisselingstheorie (1978), omdat deze volgens Han et al. (2009) de respons op online onderzoeken het beste verklaart. Dillmans theorie stelt dat gedragingen gestuurd worden door de verwachte ratio van kosten en baten, en het vertrouwen in de persoon of organisatie die om deelname verzoekt.
Online onderzoek naar seksuele gezondheid veronderstelt vertrouwen in de omgang met gevoelige data via een online medium door een relatief onzichtbare, verzoekende organisatie. De kosten van deelname aan vragenlijsten kunnen tastbaar zijn, zoals tijd, maar ook ontastbaar, zoals negatieve emotionele reacties en mogelijke sociale repercussies (Elmir, et al., 2011; Sikweyiya & Jewkes, 2012). Voorbeelden van baten zijn financiële beloningen (tastbaar) en een positieve ervaring of een goed gevoel over jezelf (ontastbaar) (Dillman, 2000). Ook stelt Dillman dat de interesse van de deelnemer voor het onderwerp een voorwaarde is voor deelname (Dillman, 2002). Daarnaast gebruikten we socio-ecologische aspecten uit het conceptueel model van Shand en Marcell (2021), dat gericht is op het betrekken van jonge mannen bij seksuele en reproductieve gezondheid. Zij onderscheiden hierin culturele, structurele, sociale en persoonlijke aspecten. Genderrollen, culturele opvattingen en normen vormen het culturele aspect. Het structurele aspect omvat overheid en instituties, het beleid dat zij voeren op het gebied van onderwijs en gezondheid, en de interacties die mannen hebben daarmee. Het sociale aspect refereert aan interpersoonlijke relaties binnen het sociale netwerk en de steun die daarin wordt ervaren. Het persoonlijke aspect beslaat intrapersoonlijke kenmerken, percepties van behoeften en demografische factoren. Shand en Marcell (2021) stellen dat alle socio-ecologische aspecten in acht moeten worden genomen bij het betrekken van mannen in seksuele gezondheid. Wij hebben deze concepten toegepast op de deelname aan onderzoek naar seksuele gezondheid (Tabel 1). Met behulp van deze concepten onderzochten wij de waargenomen barrières en motiverende factoren van jonge lager opgeleide mannen om te leren hoe hun deelname aan online (vragenlijst)onderzoeken over seksuele gezondheid bevorderd kan worden.
Tabel 1. Concepten en operationalisaties
Concepten |
Operationalisatie |
Kosten |
De verwachte tastbare en ontastbare kosten van deelname aan een online vragenlijst over seksuele gezondheid |
Baten |
De verwachte tastbare en ontastbare baten van deelname aan een online vragenlijst over seksuele gezondheid |
Vertrouwen |
Vertrouwen in de organisatie die verzoekt om deelname aan een online vragenlijst over seksuele ge-zondheid |
Genderrol |
De waargenomen of gevoelde culturele opvattingen en normen over mannelijkheid in relatie tot deel-name aan een online vragenlijstonderzoek |
Overheid en instituten |
Ervaring met en kennis over instituten gerelateerd aan seksuele gezondheid en seksuele voorlichting op scholen |
Sociaal netwerk |
De relatie tussen conversaties over seksuele gezondheid binnen het sociale netwerk, ervaren sociale steun en deelname aan een online vragenlijst over seksuele gezondheid |
Persoonlijke aspecten |
De relatie tussen percepties van (de behoefte aan) seksuele gezondheid en interesse in het onderwerp seksuele gezondheid en deelname aan een online vragenlijst over seksuele gezondheid |