In deze literatuurbulletin van Jaargang 46, nummer 1, treft u één verslag aan.

  • Intieme revoluties. Tegendraads in seks, liefde en zorg.
    Roodsaz, Rahil en De Graeve, Katrien (2021).

Intieme revolutiesRoodsaz, Rahil en De Graeve, Katrien (2021). Intieme revoluties. Tegendraads in seks, liefde en zorg.
Amsterdam: Boom
Uitgevers, 240 pagina’s, €24,90.

Een pleidooi voor ontmanteling en pervertering van vigerend seksisme en heteronormativiteit is inmiddels gemeengoed in de seksuologie. Samenstellers Roodsaz en De Graeve onderschrijven dit met hun bundel Intieme revoluties van harte. Het boek omvat een staalkaart van niet-normatieve seksuele praktijken die op precies die politieke potentie worden onderzocht. Uitgangspunt is de overtuiging dat het persoonlijke als een basis voor verandering kan dienen als we ons eenmaal bewust zijn van de structurele aard van persoonlijke kwesties. De samenstellers staan daarmee op de schouders van illustere auteurs als Audre Lorde en belle hooks, die in het (vrouwelijke) erotische de kracht zagen om de racistische, patriarchale en anti-erotische wereld fundamenteel te veranderen.
Roodsaz en De Graeve streven niet alleen naar feministische en antipatriarchale seksuele relaties, maar expliciet ook naar antikapitalistische seksuele relaties. Kritiek op kapitalisme en neoliberalisme is nergens ver weg in deze bundel. Ten eerste verdoezelt het neoliberale individualisme met haar nadruk op het persoonlijke juist de rol van structuur en politiek. En bovendien tast het de zo waardevolle zorg en solidariteit in intieme relaties aan. Met deze stellingname voegen de redacteuren zich bij een groeiende stroom criticasters van individualisme en neoliberalisme als (behalve kwalijk op andere maatschappelijke terreinen ook) bij uitstek ondermijnend voor sociale en seksuele connectiviteit (zie ook Vanwesenbeeck elders in dit nummer).
Na een voorwoord door Simon(e) van Saarloos en een eigen inleiding bieden de redacteuren aan vijftien (Nederlandse en Vlaamse) auteurs ruimte om vormen van non-normativiteit te onderzoeken op revolutionair potentieel. Dat wordt gedaan in wetenschappelijke essays en egodocumenten, in literair (geïntendeerd) proza en poëzie. De lezer wordt gefêteerd op een waaier aan praktijken die eraan (kunnen) bijdragen normativiteit te ontmantelen, ‘aan de mainstream te ontglippen’ en ‘weerwerk (kunnen) geven tegen de neoliberale en patriarchale stoomwals’ (p. 17). Het engagement en de ambitie spatten ervan af. Het streven is nobel en uitdagend. Steeds wordt gezocht naar queerness zoals ge(non)definieerd door Muñoz als that which is “not yet here” (p.13). Niet alle bijdragen zijn even sterk, maar er zijn enkele besliste pareltjes bij.
Het potentieel van queerness en transformativiteit wordt voor enkele van de behandelde praktijken dan wel groepen vrij eenvoudig onderschreven. Dat geldt, bijvoorbeeld, voor lesbische bdsm en voor mensen ‘op het (autistisch) spectrum’. De associatie tussen neurodiversiteit en non-normativiteit is evident en het unieke wereldperspectief van hen die ‘aut zijn’ lijkt bij uitstek geschikt om bestaande normen te verstoren en destabiliseren, zo wordt betoogd. Heel relevant vond ik daarnaast de bespreking van solidariteitshuwelijken bij migranten en vluchtelingen als een alternatieve, onterecht verdacht en frauduleus bevonden, vorm van (huwelijkse) verbintenis. De observatie dat ‘consumptie’ en duurzaamheid van een huwelijk kennelijk alleen als criteria gelden als verblijfs- en burgerrechten in het geding zijn, is een treffende eyeopener.
Voor een aantal andere praktijken wordt eerder een revolutionair potentieel-onder-voorwaarden gezien. Black Love kán een kritisch alternatief bieden voor het hegemonische, romantische liefdesideaal in de zin dat het een activistische opvatting over liefde kan vertegenwoordigen, een brede politieke strijd tegen ongelijkwaardigheid en haat. Religieuze (lesbische) seks kán (in weerwil van kerkelijke weerstanden en opvattingen over het erotische als noodzakelijk seculier) een queer potentieel herbergen als radicale vorm van naastenliefde. Non-monogamie kán een katalysator zijn voor maatschappelijke verandering mits daadwerkelijk ‘ethisch’ (i.e., feministisch, antipatriarchaal en anti-kapitalistisch). Maar onderdrukkende en negatieve praktijken zijn ook de non-monogamie niet vreemd. ‘Verpakt als non-conform’ zijn ze mogelijk zelfs beter verborgen dan traditionele wantoestanden. In weer een andere bijdrage is de portee dat het potentieel van extreemrechtse seks sowieso uitsluitend gelegen is in haar uit weerzin ontsproten tegenpool, zogenaamd ‘linkse seks’, welke dan juist vecht voor seksuele transgressie en gevoeligheid voor andersheid en tolerantie. In het laatste deel van het boek vinden we een (uit het Engels vertaald) kernartikel over solidariteit en zelfzorg in neoliberale tijden en een beschouwing van zorg als revolutionair fundament.
Het meest verrassend vond ik het hoofdstuk van Louis van den Hengel over ecoseksualiteit, een fenomeen waar ik nog totaal geen weet van had. De ecoseksuele beweging wordt in belangrijke mate geïnspireerd door het werk van Annie Sprinkle en Elizabeth Stephens. Sprinkle is uiteraard bekend als activistisch sekswerker en later als masturbatiegoeroe en sex educator, maar richt zich kennelijk toch al enkele decennia op haar ecoseksuele boodschap. Ecoseksualiteit betekent een radicale samenkomst van sekspositief feminisme, milieuactivisme, lhbtqi+ gemeenschapsvorming en kunst, een nieuwe praktijk van non-normatieve seksuele zelfstilering én een visionaire vorm van sociaal activisme. Essentieel is de fundamentele kritiek op dualistisch denken op zich, een denken dat hiërarchisch geordende tegenstellingen creëert: tussen man-vrouw, mens-dier, geest-lichaam, cultuur-natuur, et cetera. Steevast doet dit de lager gewaardeerde entiteit (vrouwen, de natuur) geen goed, een wetmatigheid waar wij inderdaad, zoals ook op andere vele plekken en in vele toonaarden betoogd, de wrange vruchten van plukken. In ecoseksualiteit worden die tegenstellingen ongedaan gemaakt. Intimiteit komt tot stand door verstrengeling van menselijk en ‘meer-dan-menselijke’ leefwerelden. De metafoor van ‘moeder aarde’ wordt vervangen door ‘minnaar aarde’. Dat klinkt misschien allemaal erg zweverig, en is dat wellicht ook, maar het idealisme, de radicaliteit en de humor die van je scherm afspat, ook als je de beweging googelt, werken toch aanstekelijk en roepen niettemin ontzag op: dat flikt ze toch maar weer, die Sprinkle!
Ook was ik gecharmeerd van het openhartige en intelligente zelfonderzoek van Daan Borrel naar de potentie van zelfbeminning. Borrel beschrijft haar persoonlijke bewustwording van de beperkingen van patriarchale seks en haar inspanningen om, om met Lorde te spreken, ‘de vrouwelijke erotiek te bevrijden van het culturele misbruik’. Zelfbeminnen is haar daarbij een goed instrument gebleken. Zelfbeminnen is meer dan snelle masturbatie gericht op ontlading. Het is een combinatie van lichamelijke oefeningen en taoïstische meditatie met als doel je seksuele energie optimaal te gebruiken. Als dat lukt brengt het, zo is de ervaring van Borrel, fysieke en emotionele veranderingen teweeg die een actiever seksueel zelfbeeld en een gezonder manier van liefhebben bevorderen. Door ook telkens opnieuw ‘oude’ patronen te herkennen en vervolgens te laten gaan kunnen we een speelser seksbeleving en diepere verbinding realiseren.
Al bij al ligt hier een uitdagende bundel die onze gezamenlijke zoektocht naar nonhegemonische, emancipatoire seksuele praktijken beslist kan inspireren. Het biedt een serie waardevolle inkijkjes in alternatieve seksualiteiten en relaties. Ik vond het boek echter tekortschieten in een onderbouwing van het centrale uitgangspunt dat deze persoonlijke praktijken ook daadwerkelijk een katalyserende werking hebben en brede effecten kunnen sorteren. Ik las weinig over wegen waarlangs of strategieën waarmee die vertaling van persoonlijk naar structureel in haar werk zou gaan. De rol van de seksuologie (zorg, vorming, onderzoek, pleitbezorging) in radicale omwentelingen is daarmee, onder andere, ook onderbelicht gebleven. Er wordt wel bij herhaling gewezen op het gevaar dat alternatieve praktijken neoliberaal worden ingelijfd of gecoöpteerd. Radicale seks kan worden opgeslokt door een neoliberaal ‘supermarktmodel’ dat een scala aan seksuele keuzes kent zonder dat er structureel iets verandert. Of alternatieve seks kan worden geduid en gedevalueerd als ‘typisch vrouwelijk’ of, zoals in het geval van zelfbeminning, opnieuw worden geperverteerd door neoliberale eisen van prestatie en zelfdisciplinering. Ik vond relatief weinig aanwijzingen hoe deze processen te vermijden zouden zijn. Het streven van de redacteuren om te (laten) onderzoeken hoe non-normativiteit wél revolutionair kan zijn, hoe revolutionair potentieel wél benut kan worden is dan ook zonder meer loffelijk, maar uiteindelijk wordt er toch (nog) geen echt bevredigend antwoord op die vraag gegeven. Tekenend in dit kader is wellicht het ontbreken van een slothoofdstuk of conclusie. Die had wellicht de (enigszins karige) boodschap omvat dat revolutionaire relaties voor alles ethisch moeten zijn, solidariteit moet vigeren boven zelfzorg en we continu waakzaam moeten zijn voor coöptatie door het beest van het neoliberalisme.
Maar zou dat het slotakkoord van mijn bespreking zijn dan doe ik het boek daarmee tekort. Er is niets mis met work in progress. Deze bundeling is een lovenswaardige exercitie die heel wat perspectieven biedt en deuren opent. Neemt u het boek vooral zelf ter hand om de inspiratie aan den lijve te ondervinden en vervolgens in uw seksuologische praktijk te incorporeren. Daarmee wordt dan wellicht ook meteen een stap gezet in de katalyserende vertaling naar structurele verschuivingen.

Ine Vanwesenbeeck
Psycholoog