Geschreven door: Peter Leusink
Onlangs publiceerde het Tijdschrift voor Seksuologie een artikel van Egbert Kruijver waarin hij kritiek geeft naar aanleiding van een nieuwe definitie van seksuele gezondheid zoals dat door Leusink & Ramakers in 2014 is geformuleerd (Kruijver, 2018).
Allereerst wil ik mijn waardering uitspreken dat de auteur de moeite heeft genomen de definitie en context van (seksuele) gezondheid te beschouwen aan de hand van de definities van WHO en Huber vanuit het perspectief van de revalidatie. Zijn doel is om hiermee de visies van de WHO en Huber samen te voegen tot een krachtig middel om het taboe op seksualiteit bij mensen met beperkingen te doorbreken. Ik ondersteun dit doel van harte. Wat ik niet begrijp is dat hij zijn argumentatie probeert te onderbouwen door mij iets in de mond te leggen wat ik niet schrijf of zeg. Op vier plekken in de hoofdtekst wordt mij verweten dat ik “Hubers definitie integraal overzet op seksuele gezondheid”, de cursivering is van mij. Ik wil laten zien dat Kruijver op deze vier plekken onjuiste informatie geeft (wat iets anders is dan een andere opinie heeft).
In Leusink & Ramakers (2014) schrijven wij op p. 4-5: “Seksuele gezondheid - ook met een nieuwe definitie - vereist inbedding in een context van seksuele rechten, zie ook paragraaf 22.1. Zij is daarmee altijd mede afhankelijk van andere domeinen die deel uit maken van de maatschappelijke realiteit.” Vervolgens noemen wij die vijf domeinen van de WHO: “(1) het juridische en politieke kader, (2) onderwijs, (3) maatschappij en cultuur, (4) economie en (5) het gezondheidszorgsysteem.” En na een korte beschouwing eindigen we de paragraaf met “Professionele hulpverlening en gezondheidsbevordering in de seksuele gezondheidszorg kan niet los gezien worden van ontwikkelingen in andere domeinen en heeft weliswaar een bescheiden maar daarom niet minder belangrijke plaats in de maatschappelijke context.”. Het had zo uit het artikel van Kruijver gekopieerd kunnen worden, ware het niet dat wij het al vier jaar eerder schreven.
In mijn artikel vorig jaar in dit tijdschrift schrijf ik op p. 124: “Ondanks dat het nodig zou zijn de definitie van seksuele gezondheid te wijzigen omdat dit meer recht doet aan de huidige inzichten in de dimensies van gezondheid, zouden de voorwaarden waaronder seksuele gezondheid tot zijn recht zou moeten komen, zoals geformuleerd door de WHO, kunnen blijven bestaan: ‘Seksuele gezondheid vereist een positieve en respectvolle benadering van seksualiteit en seksuele relaties. [..] Om seksuele gezondheid te bereiken en te handhaven moeten de seksuele rechten van alle mensen worden gerespecteerd, beschermd en waargemaakt’ ”. Kwam ik dit ook niet tegen als nadrukkelijke wens van Kruijver?
En tot slot: ik zou tijdens een toespraak op een NVVS-congres vorig jaar ook een pleidooi hebben gehouden voor het integraal overzetten van Huber's benadering. Sowieso zijn mondelinge uitspraken in een artikel nooit te checken en passen daar eigenlijk niet, maar goed, mijn presentatie is nog zichtbaar via https://www.nvvs.info/professionals/nascholing/nvvs-congressen/vorige-congressen/wetenschapsdag-2017/programma. Het is bijna te kinderachtig om te herhalen, maar met grote letters staat er bovenin dia 11: ‘Zowel oude als nieuwe definitie’, en daaronder met enkele oranje markeringen de WHO-context zoals door mij hierboven al twee keer is geciteerd.
Wat kan ik nog meer doen om duidelijk te zijn naar lezers en luisteraars? De goede verstaander heeft kunnen begrijpen dat mijn definitie van seksuele gezondheid juist de positieve elementen van de definitie van Huber plaatst binnen de politieke en maatschappelijke context van de oude definitie van seksuele gezondheid van de WHO. Of Huber het daar nu mee eens is of niet; ik ben niet van Huber en ga niet over Huber.
Kritiek die Kruijver heeft op Huber c.s. betreffen voornamelijk het misbruiken van de algemene definitie van gezondheid door overheid en zorgverzekeraars. Ik deel die kritiek, ik maak de gevolgen als huisarts dagelijks mee. Maar de definitie zelf zegt niet dat je niet meedoet of mee mag doen als je geen eigen regie kunt nemen. Natuurlijk mag dan een appel worden gedaan op zorg of voorzieningen. Tevens ziet Kruijver ‘het vermogen zich aan te passen’ alleen vanuit een negatief perspectief en niet vanuit empowerment. Cynisch stelt hij vast dat op deze wijze gezondheid een keuze wordt en niet langer meer een lot is. Naar mijn idee heeft hij de essentie van de definitie dan niet gesnapt. Die zegt juist dat je gezond kunt zijn, ook al heb je een aandoening, het appelleert aan vermogens (of restvermogens zo je wil): wat kun je nog wel in plaats van wat kun je niet meer. Was dat niet de essentie van revalidatie? Overigens zie ik ieders leven als een lot waarbinnen we nu eenmaal keuzes moeten maken, revalidant of niet.
Terug naar seksuele gezondheid. Ik juich de Rozet uiteraard van harte toe, het biedt een prachtig houvast voor het Spinnenweb. Daar waar Kruijver tegenstellingen ziet hebben wij die in onze definitie+context al trachten te verbinden.
Literatuur
Kruijver, E. (2018). De Rozet versus het Spinnenweb. Tijdschrift voor Seksuologie, 42,
Leusink, P. (2017). Visie op seksuele gezondheid: naar een nieuwe definitie van seksuele gezondheid? Tijdschrift voor Seksuologie, 41, 122-26.
Leusink, P., & Ramakers, M. (2014). Handboek seksuele gezondheid. Probleem-georiënteerd denken en handelen. Assen: Van Gorcum.