Geschreven door: Egbert Kruijver
Naar aanleiding van Leusink's repliek op "De rozet en het spinnenweb" zie ik dat ik op een aantal punten niet helder genoeg ben geweest.
Integraal of analoog?
Wie de definitie van gezondheid van Huber naast die van seksuele gezondheid van Leusink legt, ziet direct dat deze identiek zijn, met als enige verschil dat bij de laatste het woord 'seksuele' is toegevoegd (Leusink & Ramakers, 2014; Leusink, 2017).
Ik interpreteer dit als integraal overzetten en ik meen dat deze interpretatie gerechtvaardigd is daar waar het gaat om de feitelijke, exacte tekst van de definitie. Wellicht had ik er beter aan gedaan om niet de aanduiding 'integraal' te gebruiken maar 'analoog', daarbij in het idioom van Leusink zelf blijvend (Leusink, 2017).
In mijn artikel bekritiseer ik dit voorstel omdat het geen recht doet aan de maatschappelijke context waarin mensen leven en geen waarborg van gelijkheid in seksuele en reproductieve rechten benoemt. Ik benoem daarbij wel degelijk dat Leusink deze context wel meeneemt in zijn visie: "Zijn voorstel is om Huber's visie integraal toe te passen op de definiëring van seksuele gezondheid, en daarbij de door de WHO geformuleerde context te handhaven." (Kruijver, 2018). Had ik in deze zin integraal verruild voor analoog, dan had Leusink mij geen verwijt kunnen maken.
Integraal of analoog, de implicaties blijven naar mijn idee exact dezelfde. Ik zie in een aan Huber analoge definitie van seksuele gezondheid geen waarborg van seksuele en reproductieve rechten. De uitwerking van Leusink van de implicaties van zijn nieuwe definitie (Leusink, 2017) geeft mij daarvoor het bewijs: geen enkele vraag die Leusink onder dat kopje in zijn artikel stelt, richt zich op de waarborg van gelijke toegang tot seksuele gezondheidszorg, iets wat kenmerkend is voor de visie van de WHO.
Het door Huber aangesproken aanpassingsvermogen van mensen, dat zo kenmerkend in de revalidatie wordt gestimuleerd, komt tot uitdrukking in kwaliteit van leven (dat naar mijn idee eerder een overkoepelende dimensie zou moeten zijn dan een van de zes). In de revalidatie vormen de doelen en wensen van de revalidant het uitgangspunt van alle zorg. Het zit in de genen van de revalidatie medewerkers om via empowerment de revalidant in staat te stellen de door hem/haar gestelde doelen te bereiken. En hierin wordt al jaar en dag holistisch gewerkt. Wellicht heb ik dit, voor mij zo vanzelfsprekende punt, onderbelicht. Voor wat ik heb willen benadrukken, verwijs ik naar 'De rozet en het spinnenweb'.
Hetzelfde of het tegenovergestelde?
Leusink doet in zijn repliek onjuist voorkomen alsof ik iets beweer wat hij al jaren beweert en daarnaast dat mijn kritiek meer de overheden en zorgverzekeraars betreft, die met Huber's visie aan de haal gaan, dan Huber's visie zelf. Mijn stelling is dat een definitie van gezondheid en dus ook die van seksuele gezondheid politiek is en politiek wordt aangewend. Ik heb geprobeerd aan te tonen dat Huber en haar Institute for Positive Health aan politiek doen en dat die politiek weinig tot niets doet met seksuele en reproductieve rechten, zeker die van mensen met beperkingen. De genuanceerde inbedding van Leusink's, aan Huber analoge, definitie in WHO-context ten spijt.
Naar mijn begrip tracht Leusink de visie van Huber toe te passen op de verschillende sectoren binnen de seksuele gezondheidszorg (hulpverlening, preventie, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, beleid en management). Ik stel het tegenovergestelde voor: men moet aandacht voor seksualiteit integreren in de visie van Huber, in het positieve gezondheid gedachtengoed (Kruijver, 2017). Want daar zit een verbazingwekkende lacune (zie de uitwerking in het spinnenwebmodel).
Wanneer ik in mijn slotbeschouwing stel te willen zoeken naar voorbeelden waarin de visies van WHO en Huber worden samengevoegd (Kruijver, 2018), dan getuigt dit niet van idealisme maar van pragmatisme (en zo u wilt opportunisme), omdat ik zie dat de positieve gezondheid in Nederland de dominante visie vormt en de verdiensten van de WHO haast als afgedaan worden weggezet. Dit impliceert voor mij niet het overnemen van Leusink's analoge definitie of het toevoegen van de notie van seksuele en reproductieve rechten aan Huber's definitie. Ik kom in mijn artikel niet met een eigen definitie of synthese, maar ik leg de visies van de WHO en Huber naast elkaar en beschouw Leusinks vertrekpunt daarmee in een breder kader.
Mijn uitspraak impliceert vooral dat ik zoek naar praktijkvoorbeelden, naar waarborgen voor aandacht voor seksualiteit in de aanpak die men voorstaat, in de wijze waarop de definitie van (seksuele) gezondheid politiek wordt aangewend. Want daar is het mij, in het belang van mensen met (en uiteraard ook mensen zonder) beperkingen, om te doen en mede daaruit voort komt mijn concrete voorstel om seksualiteit als parameter op te nemen in Huber's spinnenweb-gespreksmodel. Immers kernpunt voor mij is de notie van de WHO dat het respecteren van de seksuele rechten van alle mensen onontbeerlijk is voor het verkrijgen en handhaven van seksuele gezondheid. Dat begint met waarborgen van aandacht voor seksualiteit.
Literatuur
Kruijver, E. (2018). De Rozet versus het Spinnenweb. Tijdschrift voor Seksuologie, 42-1, 25-34.
Leusink, P. (2017). Visie op seksuele gezondheid: naar een nieuwe definitie van seksuele gezondheid? Tijdschrift voor Seksuologie, 41-3, 122-26.
Leusink, P., & Ramakers, M. (2014). Handboek seksuele gezondheid. Probleem-georiënteerd denken en handelen. Assen: Van Gorcum.