Vanuit mijn werkterrein in preventie van hiv en seksueel overdraagbare infecties ging ik in het archief op zoek naar artikels over dit thema. Mijn aandacht werd daarbij getrokken door het artikel van Gerjo Kok en Guy Widdershoven uit 1989 over de noodzaak van een betere AIDS-voorlichting. Het artikel triggerde me niet enkel thematisch, maar ook omdat ik het werk van Gerjo Kok in de eerste plaats associeer met het Intervention Mapping Protocol, een vaak gebruikte en veelvuldig geprezen aanpak voor effectieve interventie-ontwikkeling die we zelf recent hanteerden.
AIDS- voorlichting (zoals men dat toen noemde) werd eind jaren 1980 veelvuldig ingezet, volgens de auteurs ‘onterecht als gebrek aan een alternatief’. Zij argumenteerden dat voorlichting als tweede keus wordt beschouwd, en voorspelden dat voorlichtingsinspanningen zouden instorten van zodra een biomedische oplossing (geneesmiddel) voorhanden is. Dit is volgens de auteurs echter foutieve instelling, gezien ‘een biomedische benadering niet al onze gezondheidsproblemen kan oplossen’. Zeker bij seksueel overdraagbare infecties (zij noemden het toen ‘geslachtsziekten’) is dit weinig waarschijnlijk gezien de verspreiding van de infectie bepaald wordt door het gedrag van mensen. Voorlichting is daarom geen tweede keuze (na een geneesmiddel), maar een volwaardig complementaire aanpak omdat het niet de ziekte zelf, maar het gedrag van mensen -dat leidt tot de infectie- wil aanpakken.
Vervolgens beschrijven de auteurs de verschillende criteria waaraan effectieve voorlichting moet voldoen. Het moet verder gaan dan kennis verhogen en angst induceren, planmatig aangepakt worden en aansluiten bij de doelgroep die men beoogt te bereiken. Daarnaast beschrijven de auteurs verschillende aspecten waarmee effectieve voorlichting rekening moet houden: het probleem, het gedrag dat het probleem veroorzaakt, determinanten van het probleemgedrag, interventies die het gedrag beïnvloeden, implementatie en evaluatie. Dit lijkt erg sterk op een blauwdruk van het later ontwikkelde Intervention Mapping Protocol!
Op het einde van het artikel geven de auteurs nog vier concrete beleidsaanbevelingen mee, die het artikel weerspiegelen. Het is mooi om te zien dat de krijtlijnen van het latere werk van de auteurs in dit artikel al terug te vinden zijn. Tegelijk is het verrassend dat -ondanks de onwaarschijnlijke biomedische vooruitgang in de behandeling van hiv sinds de publicatie in 1989- dit artikel nog een state-of-the-art aanpak voor voorlichting en preventie biedt, en daarmee nog steeds erg relevant is. Knap werk!
Tom Platteau